BWV 61 – Nun komm der Heiden Heiland

[uit de duiding/homilie eerste advent 2014 = 300 jaar na de eerste uitvoering in Weimar]

Advent is kerkelijk nieuwjaar. In de kerk beleven we de tijd cyclisch, niet lineair. Alle dingen komen terug, net als de seizoenen, zo ook de lezingen… Ten negatieve geduid leidt dat tot déjà vu/entendu, verveling: been there, done that… Ten positieve geduid mag je elk jaar opnieuw van hetzelfde genieten, telkens op een dieper niveau. Precies 300 jaar geleden, december 1714 schreef de jonge Johann Sebastian Bach, toen nog organist en concertmeester aan het hof van Weimar, voor het begin van Advent deze cantate. De tekst was ook nieuw, net dat jaar verschenen. Pfr. Erdmann Neumeister had net weer een nieuwe jaargang cantateteksten gepubliceerd.

Dit is de titelpagina van de verzameldruk van cantateteksten uit 1717, waarin de nieuwe jaargang van 1714 is opgenomen.

Natuurlijk begint men de eerste advent met een gebed, een roep om de komst van Christus (couplet van het Adventslied van Ambrosius/Luther: Veni redemptor gentium):  Nun komm der Heiden Heiland. Dat moet je niet lui vertalen als: ‘nu komt de heiland van de volken’… Neen:

Nun, komm! Is een imperatief, een gebiedende wijs.
Kom, nu ! Heiland der volkeren, redder der wereld…

En dat doen we dus in een ouverture, in Franse stijl (wat dacht u). Het is muziek, de franse hofcomponist J-B. Lully waardig. Binnen die ouverture laat Bach dit Lutherse koraal regel voor regel klinken. Het is alsof de koning intocht houdt. En dat is ook zo. Hij is al eens gekomen, op wonderlijke wijze, uit een maagd geboren…, en in het recitatief wordt juist dat geduid als een hoopgevend gebeuren, want dat betekent dat God ons vlees en bloed aangenomen heeft: Hij is onzer één geworden, onze bloedverwant, mooie vondst van Neumeister. En, zo eindigt het recitatief. Hij komt, en laat zijn licht met volle zegen schijnen.

in deze uitvoering kunt u de ‘nummers’ apart aanklikken…

Hoe dan? Wel, in de eerste aria (nr 3) toont Pfr. Neumeister zich een echte kerkelijke official, recht in de leer:  ‘Kom Jezus, kom naar uw kerk, zegen ook dit nieuwe jaar met uw aanwezigheid, op kansel en altaar’. Jezus komt. Elke keer als de Heilige Schriften worden geopend en als de sacramenten worden bediend, dan is hij er… Maar pas op dat is geen algemene uitspraak. Dat is reëel. Hoor maar: Daar is Hij al. De bas, vox Christi, neemt het woord (nr. 4)

Zie ik sta aan de deur en klop
Zo iemand mijn stem hoort en de deur opent
Bij hem zal ik binnengaan en het Avondmaal met hem houden…
en hij met mij

Het inhoudelijke en muzikale hoogtepunt van deze cantate, wat mij betreft. 10 maten meer is het niet. Christus staat voor de deur… nu.  En hij klopt… U zult het horen in de muziek. En eerst blijft de deur dicht (3 maten dissonant) de deur van ons hart, want wij laten hem niet zomaar binnen, of onze lampen zijn uitgegaan, of wij zijn in slaap gevallen, of we hebben gefaald in de opdracht die de Heer ons heeft toevertrouwd, of wij hebben wat te verbergen…). Maar als we ontwaken en zijn stem horen , de olie hervinden, de deur openen, dan wordt het feest.

Niet het kerstfeest, nee: het is het feest van de bruiloft des Lams…, het Avondmaal zegt Neumeister en zo trekt hij ook de toekomst in het heden. In de aria (sopraan = ziel) zet de gelovige de poorten van haar hart wagenwijd open. Öffne dich…. O hoe zalig zal dat zijn… Jezus komt und ziehet ein. Hij neemt intrek in onze ziel, ons leven.

De dichter heeft – zo wordt nu duidelijk – de hele tekst opgebouwd rond dat ene woordje. Komm…  
– Hij begon ermee Nun komm… 
– Hij eindigt ermee: Komm, du schöne Freudenkrone. 
Dat woordje ‘kom’ zo schreef Johann Olearius, een Bijbelgeleerde, wiens boeken Bach ook zelf in zijn kast had staan, is een Cantio brevis habens longum epiphonema, een kort liedje met een lange naklank.

Ik interpreteer in zijn geest: In dat woordje ‘Komm’, Veni (Advent), daarin is vervat het ganse menselijk verlangen naar heelheid, verlossing, vrijheid, rust (met als antwoord: de nodiging: Kom tot mij allen die vermoeid en belast zijt; Kom want alle dingen zijn gereed):

  • Dat lied weerklinkt in de roep van het slavenvolk in Egypte
  • Het wordt warm en innig als het meisje in het Hooglied het zingt, als ze niet meer kan wachten op haar vriend.
  • En dat gaat voort doorheen de ganse Bijbel tot op de laatste bladzijde “de Geest en de Bruid, zeggen kom, Heer Jezus, kom…”. En het laatste Jezuswoord (het 96e volgens een Luthers theoloog) in de bijbel is het antwoord van de bruidegom die zegt: Ja, ik kom, ik kom spoedig (het breve longum van de genadetijd aldus Olearius)
  • Veni redemptor gentium, zo zong Ambrosius dit lied verder, anderhalf millennium geleden
  • Nun komm, der heiden Heiland, zong Luther hem na, zo’n 500 jaar geleden
  • Kom, gij schone, in mij wonen, mijn begeren, toef niet langer, kom o Here, zong Philipp Nicolai meer dan 400 jaar geleden.

Cantio brevis habens longum epiphonema, een kort liedje met een lange naklank. Precies 300 jaar geleden namen alle musici in de slotkerk van Weimar het over. En op dit liedje van intens verlangen, dat in 1001 gedaanten altijd weer door mensen gezongen wordt, zeggen ook wij vandaag: Amen.

cantatetekst met vertaling (dw)

1Coro1Koor [S, A, T, B]
 Violino I/II all’ unisono, Viola I/II, Fagotto, Continuo  
 Nun komm, der Heiden Heiland,
Der Jungfrauen Kind erkannt,
Des sich wundert* alle Welt,
Gott solch Geburt ihm bestellt.
 Kom nu, gij Redder der volken,
kom tot ons, kind der maagd !
Heel de wereld is stomverbaasd
dat God menselijk tot ons komt.
  * eigl. ‘wundere‘ (conjuctivus)
  opdat de hele wereld versteld zou staan…
2Recitativo T2Recitatief [Tenor]
 Continuo  
 Der Heiland ist gekommen,
Hat unser armes Fleisch und Blut
An sich genommen
Und nimmet uns zu Blutsverwandten an.
O allerhöchstes Gut,
Was hast du nicht an uns getan?
Was tust du nicht
Noch täglich an den Deinen?
Du kömmst und lässt dein Licht
Mit vollem Segen scheinen.
 De Heiland is gekomen,
heeft ons arme vlees en bloed
op zich genomen
en neemt ons als bloedverwanten aan.
O allerhoogste goed,
wat hebt gij voor ons niet gedaan?
Ja, wat doet gij niet
nog dagelijks voor de uwen ?
Gij komt en laat uw licht
vol van zegen schijnen.
    
3Aria T3Aria [Tenor]
 Violino I/II, Viola I/II all’ unisono, Continuo  
 Komm, Jesu, komm zu deiner Kirche
Und gib ein selig neues Jahr!
Befördre deines Namens Ehre,
Erhalte die gesunde Lehre
Und segne Kanzel und Altar!
 Kom, Jezus, kom tot uw kerk
en geef een zalig nieuw jaar!
Vermeerder de glorie van uw naam,
behoed de gezonde leer
en zegen kansel en altaar!
    
4Recitativo B4Recitatief [Bas]
 Violino I/II, Viola I/II, Continuo  
 Siehe, ich stehe vor der Tür und klopfe an.
So jemand meine Stimme hören wird und die Tür auftun,
zu dem werde ich eingehen
und das Abendmahl mit ihm halten und er mit mir.
 Zie, ik sta voor de deur en klop aan.
Als iemand mijn stem hoort en de deur open doet,
zal ik bij hem binnenkomen en het Avondmaal met hem houden en hij met mij
 (cf. Openbaringen 3:20).
    
5Aria S5Aria Sopraan
 Violoncelli, Continuo  
 Öffne dich, mein ganzes Herze,
Jesus kömmt und ziehet ein.
Bin ich gleich nur Staub und Erde,
Will er mich doch nicht verschmähn,
Seine Lust an mir zu sehn,
Dass ich seine Wohnung werde.
O wie selig werd ich sein!
 Open u, heel mijn hart,
Jezus komt en trekt bij mij in .
Al ben ik enkel stof en aarde,
Toch ben ik niet te min voor hem
om met welgevallen zijn ogen op mij te slaan:
zodat ik zijn woning mag worden.
O hoe zalig zal ik zijn!
    
6Choral6Koraal [S, A, T, B]
 Viola I coll’Alto, Viola II col Tenore, Fagotto col Basso, Violino I/II all’ unisono, Continuo
 Amen, amen!
Komm, du schöne Freudenkrone,
bleib nicht lange!
Deiner wart ich mit Verlangen.
 Amen, amen!
Kom, gij schone, kroon van vreugde,
toef niet langer!
U verwacht ik met verlangen.