Magnificat (BWV 243)

[programmaboekje, concert ‘Bach Magnifiek’, Antwerp Baroque Orchestra, 23 september 2023, Carolus Borromeüskerk te Antwerpen – Naast Bach (BWV 243) stond ook Zelenka’s Magnificat (ZWV 107) op het programma]

Het ‘Magnificat’ is het lied dat de evangelist Lukas in de mond legt van het jonge meisje Maria, dat net ontdekt heeft dat ze zwanger is, en die op bezoek gaat bij haar tante Elisabeth,[note]nicht mag ook. Het Griekse woord is ‘verwante’. Enfin, doet er niet toe: ‘t is een verhaal. Gewoon vertellen dus…[/note] een dame op leeftijd die onverwacht ook nog zwanger is geworden. Maria zal Jezus van Nazareth ter wereld brengen, Elisabeth zijn heraut: Johannes de Doper. Lukas vertelt dat Elisabeth haar nichtje begroet met de gevleugeld geworden woorden: Ave maria, plena gratia¸ gezegend zijt gij onder de vrouwen (maar dan in het Aramees). En Maria antwoordt met de al even legendarische woorden: Magnificat anima mea Dominum ‘ik prijs de Heer, ik jubel het uit, omdat God mij heeft vergund moeder te worden van de redder van de wereld. Hij zal alles wat scheefgegroeid is rechtzetten.’ (=samenvatting van de inhoud, een ‘Umwertung aller Werte’ zou Friedrich zeggen). Zoals een degelijk Hebreeuws lied betreft, bestaan bijna alle zinnen uit twee delen, waarbij het tweede reageert op het eerste. In de kerkelijke traditie werd dit lied – in het Latijn – een vast onderdeel van de vespers (avondlijke gebedsvieringen), samen met een aantal psalmen. Men bad het alternatim (afwisselend een vers, of versdeel). In de muzikale traditie van de kerk kon ook het orgel meebidden, als één van de ‘stemmen’ (een ‘Lied ohne Worte’ avant la lettre). Organisten schreven er speciale cycli voor.

Zowel in de rooms-katholieke (Zelenka) als de Lutherse traditie (Bach) bestond dit gebruik: gregoriaans en/of polyfoon. Het verschil was dat in de Lutherse traditie het Latijn ook vervangen kon worden door het Duits (Meine Seele erhebt den Herrn – ‘Tonus peregrinus’ in de Lutherse traditie). U kent de melodie uit de cantate BWV 10, en als organist van de transcriptie zoals die in de ‘Schübler’ Choräle voorkomt (BWV 648). Vgl. BWV 733 (fuga, maar misschien van Krebs) en twee koraalzettingen: BWV 323 en 324.

Chorale Melody: Meine Seele erhebet den Herren [The German Magnificat]
Magnificat DEUTSCH: met antifoon. In de verzen ziet u aan het begin de terts omhoog en terug: dat is kenmerkend voor de tonus peregrinus.

Tijdens de vespers op kerkelijke hoogfeesten kon het Magnificat niet ontbreken. Bach schreef een feestelijke versie in z’n eerste jaar in Leipzig (1723), dat zeker met Kerst werd uitgevoerd, zij het onderbroken door Kerstkoralen. Begin jaren 1730 heeft hij deze versie weer opgevist, en herwerkt tot wat wij nu als de ‘definitieve versie’ beschouwen. Dat deed Bach in die fase van zijn leven wel vaker (denk aan het netschrift van de Matthäuspassion). Dit is de versie die u te horen krijgt. Of hij dit ooit in z’n geheel heeft uitgevoerd is onbekend. Het is m.i. niet ondenkbaar dat hij bij een alternatim-uitvoering delen van dit Magnificat zou gebruikt hebben, maar dit geheel terzijde en voor mijn rekening.

Elk vers van het lied wordt door Bach apart behandeld. De verschillen in bezetting zorgen voor afwisseling: koorstukken, solistische aria’s, duetten en zelfs een trio (‘Suscepit Israel’ = daar hoort u trouwens de gregoriaanse melodie van het Duitse Magnificat in lange noten gespeeld door de hobo’s).

Niet dat dit het enige ‘Magnificat’ is dat Bach ten gehore bracht in Leipzig. Tijdens gewone vespers zal hij alternatim-versies gebruikt hebben (al dan niet met participatie van het volk), in het Duits. Op grote feesten hoorde men echter graag Latijn. Hierbij zal hij ouder materiaal (Palestrina bijv., waarom niet?) uitgevoerd hebben, maar ook werk van collega’s. Zo weten we, dat hij een kopie bezat van een Magnificat van zijn zeer gewaardeerde collega uit Dresden: Jan Dismas Zelenka (1679-1745). Deze Boheemse componist was actief aan het hof van de Keurvorst van Sachsen. Hij speelde ‘violone’ – basviool en kreeg aan het eind van z’n leven de titel ‘Kirchencomponist’. De muzikale aandacht in Dresden ging echter meer uit naar de moderne opera, waardoor hij toch lang wat in de schaduw is gebleven. Van zijn muziek is ook maar een klein deel bewaard, o.a. 3 reeksen Vesperpsalmen, incl. Magnificat. De versie van het Magnificat die u vanavond te horen krijgt, stamt uit dezelfde tijd als die van Bach en zou dus ook wel eens in Leipzig geklonken kunnen hebben. Ze is echter heel anders van opzet dan Bach’s Magnificat. Geen losse delen (zoals Bach), maar één muziekstuk. Zelenka creëert een sterke muzikale samenhang door een korte dubbelfuga op het gregoriaanse beginthema (Magnificat anima mea Dominum) te schrijven (met ‘lopende bas’) en dit vervolgens als refrein te gebruiken na alle solistische stukken (voor sopraan): U krijgt het in totaal 5x te horen, de laatste keer ter afsluiting van het Gloria. En als u denkt dat het dan afgelopen is, barst er nog een fugatisch vuurwerk los om ‘Amen’ te zeggen. Logisch, dat naast Bach, ook Telemann, Mattheson en Mizler tot de fans van Zelenka behoorden.

Dick Wursten


Over Jan Dismas Zelenka (1679-1745): Zijn muzikale idioom is zeer origineel en zijn liturgische werken tonen dat hij veel zorg besteedde aan de muzikale expressie van teksten. Dit, gecombineerd met contrapuntisch meesterschap, wekte de bewondering van Zelenka’s tijdgenoten (Bach, Telemann, Pisendel, Mattheson en Mizler) en latere commentatoren (Gerbert, Rochlitz en Fürstenau). In grote en kleine psalmcomposities zijn de structurele kenmerken van refrein en ostinato, het gebruik van cantus firmi en terugkerende muzikaal-retorische figuren allemaal terug te voeren op praktijken uit de tijd van Monteverdi. Veel van de psalmzettingen eindigen met opmerkelijke dubbelfuga’s; andere tonen Zelenka’s aandacht voor grootschalige cyclische vormen. (samenvattende vertaling van het artikel uit Grove’s Encyclopedia)


TEKST EN VERTALING

Lukas 1: 46-55
Magnificat anima mea Dominum
et exultavit spiritus meus in Deo, salutari meo.
Quia respexit humilitatem ancillæ suæ:
ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes.
Quia fecit mihi magna, qui potens est, et sanctum nomen eius,
et misericordia eius a progenie in progenies timentibus eum.
Fecit potentiam in brachio suo,
dispersit superbos mente cordis sui.
Deposuit potentes de sede et exaltavit humiles;
esurientes implevit bonis et divites dimisit inanes.
Suscepit Israel puerum suum recordatus misericordiæ suæ,
sicut locutus est ad patres nostros, Abraham et semini eius in sæcula.
Mijn ziel prijst en looft de Heer,
mijn hart juicht om God, mijn redder.
Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares:
daarom zullen alle geslachten mij zalig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam,
en barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor wie hem vereert.
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen.
Heersers stoot hij van hun troon
en wie gering is verhoogt hij.
Wie honger heeft overlaadt hij met gaven,
maar rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn kind, zijn milde erbarming indachtig.
zoals hij beloofd heeft aan onze voorouders,
Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto:
Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in sæcula sæculorum. Amen.
Ere zij de Vader en de Zoon, en de heilige Geest:
zoals het was in den beginne, nu en immer, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

EXTRA: Meine Seele erhebt met Antifoon.

Zo werd het Magnificat in Lutherse vieringen gezongen (bron: www.bach-cantatas.com)